Laatste nieuws
Mara Simons
3 minuten leestijd
Column

Niet erg somatisch

Plaats een reactie

De jongen staart glazig in de verte. ‘Productive cough, fever, general body pain’ staat er op het velletje papier dat hij heeft meegekregen van de poli. Daar hebben ze hem nagekeken en met de suggestie ‘pneumonie, behandelen met X-pen en chloramphenicol, sputum opsturen voor tbc’ naar mij gestuurd voor opname.

De jongen zit zwijgend op het bed. Zijn broer begint een verhaal tegen mij, dat ik niet versta. Anamnese afnemen blijft lastig in een taal waarin ik slechts ‘goedemorgen’, ‘heeft u diarree’ en ‘ik snap het niet’ kan zeggen. Dat laatste zeg ik dus maar. De broer blijkt gelukkig Engels te spreken. Hoesten? Nee hoor, nauwelijks. Koorts? 36.8. Wat dan het probleem is? ‘Memory loss,’ zegt hij. ‘Hearing loss, dizziness…’ Dat lijkt allemaal vrij weinig op een pneumonie.

‘Hij herkent soms zijn eigen familie niet meer’, vertelt de broer. ‘Als ik iets tegen hem zeg, reageert hij niet.’ De jongen lijkt ons inderdaad niet te horen. ‘Andrew!’ roep ik. Langzaam wendt hij zijn hoofd naar me toe, maar hij kijkt me niet aan.

Ik doe lichamelijk onderzoek en vind niets afwijkends, de longen klinken schoon. De eerste dosis antibiotica is door een overijverige verpleegkundige wel alvast in zijn aderen gepompt. Ik kijk opnieuw naar de status. Dit lijkt allemaal niet erg somatisch. Maar een jongen opnemen met de diagnose depressie op een afdeling waar alle patiënten aids hebben, de helft tbc en de andere helft een kaposisarcoom, klinkt fout. Hoewel je uiteraard wel van minder suïcidaal zou worden.

Ik zeg tegen de clinical officer (CO) van de afdeling dat de jongen niet hoest, al helemaal niet productief, geen koorts heeft en bovendien schone longen. ‘Dus geen pneumonie’, concludeer ik. De CO knikt. ‘Laten we toch maar voor een pneumonie behandelen, je weet maar nooit. En geef er maar azitromycine bij, daar hebben we nog heel veel van liggen.’ Het is duidelijk dat het antibioticabeleid hier enigszins verschilt van dat in Nederland.

Even later probeert de CO een gesprek met de jongen aan te gaan, maar ook in zijn eigen taal komt er geen woord uit de mond van onze patiënt. Dan de broer maar weer wat vragen. Het blijkt dat de jongen, net achttien, sinds twee weken begonnen is met zijn studie geneeskunde in de hoofdstad. Sindsdien praat hij nauwelijks meer, slaapt hij de hele dag en lijkt hij niet meer goed te horen.

‘Vertel eens’, begint de clinical officer. Hij pakt een gammel stoeltje en gaat tegenover de jongen zitten. ‘Is er iets wat je dwars zit?’ Er verschijnt een vaderlijke glimlach op zijn gezicht, terwijl hij de jongen even bij de hand pakt. De jongen kijkt hem kort aan. Ik zie hem even twijfelen voor hij zijn blik toch weer vlug afwendt. ‘Is er iets gebeurd? Iets op de universiteit?’ Weer even oogcontact en dan snel wegkijken.

Waar we normaal de ochtendvisite afwerken met ‘heeft u klachten-nee-mooi-volgende’, blijven we nu zeker een kwartier bij deze jongen staan. De CO is in enkele momenten van de strenge chirurg in witte jas veranderd in een zachtaardige psycholoog met geitenwollen trui en instappers. En hij speelt beide rollen even goed. Met maar drie jaar opleiding lijkt deze CO een compleet ziekenhuis te kunnen runnen. Niets icc psychiatrie, chirurgie of kindergeneeskunde. Deze CO kan alleen zichzelf in consult roepen. En dat doet hij, bijna altijd, met glans.

Als we uiteindelijk bij de jongen weglopen, zegt hij tegen mij: ‘Hij heeft een depressie.’ Ik knik. Vanavond het hoofdstuk tropical psychiatry nog maar eens doornemen.

Mara Simons (pseudoniem) is coassistent.

Beeld: Thinkstock
Beeld: Thinkstock
Op dit artikel reageren inloggen
Reacties
  • Er zijn nog geen reacties
 

Cookies op Medisch Contact

Medisch Contact vraagt u om cookies te accepteren voor optimale werking van de site, kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik van de site en het tonen van relevante advertenties, video’s en andere multimediale inhoud. Meer informatie vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.